Categoriearchief: Geen categorie

Boek over de kwetsbare democratie

Ik heb hem gelezen en hij was goed geschreven, indrukwekkend en beangstigend actueel tegelijkertijd: Het boek van de historicus Patrick Dassen: De Weimarrepubliek1918-1933, Over de kwetsbaarheid van de democratie.

De beeldende manier waarop het boek opent neemt je als het ware mee naar het moment waarop Hitler de macht grijpt in Duitsland. Je kunt het voor je zien, al die mensen die juichen, in lantarenpalen klimmen om een glimp op te vangen van hun grote nieuwe leider; dé belofte, hun Messias! Hij die het land, dat na een verloren eerste Wereldoorlog en economische malaise in een diepe identiteitscrisis verzeild geraakt is, er weer bovenop gaat helpen; dat weet iedereen die staat te juichen zeker!

Het historische boek is voor mij geen ‘standaard’ geschiedschrijving. Door de manier van schrijven neemt Patrick je op beeldende manier mee in hoe het land er voor stond. Dit doet hij door sfeerbeelden te beschrijven van het land waarin hij weergeeft hoe men leeft, waar men vandaan komt en welk perspectief zij toen zagen; of juist misten. Die beelden zijn gebaseerd op meerdere bronnen van toen, zowel uit wetenschappelijke bronnen, literatuur en uit verhalen die direct kwamen vanuit het dagelijks leven.

Zo ervaar je het contrast tussen met name de verwesterde moderne metropool Berlijn en het platteland. Berlijn was een modern wereldstad, waar men het leven volop aan het leven was met alle moderne nieuwe ontwikkelingen, feesten, toonaangevende architectuur, kunst, etc. Terwijl op het platteland er nog steeds armoede heerste, hard gewerkt moest worden om te overleven. En zo wordt ook duidelijk: niet iedereen stond te juichen!

De moderniteit in Berlijn werd aan de ene kant verheerlijkt en leverde een grote bijdrage aan een hernieuwd zelfbewustzijn van De Moderne Duitster in de democratie, die gerealiseerd was direct na de Eerste Wereldoorlog. Maar ook de onvrede, vooral op het platteland en in bepaalde conservatieve landsdelen. Die dus nog steeds in armoede leefde en het verlies van de Eerste Wereldoorlog en het verdrag van Versailles als vernedering ervoer en ondertussen Berlijn zag verworden tot een stad waar de cultuur van de overwinnaars werd overgenomen; geen echte Duitsers meer konden zijn in hun ogen.

Het is ook geen standaard geschiedschrijving omdat het boek een heel breed beeld schetst; ik gaf al aan de verschillen in het land, maar ook de politieke situatie wordt beschreven, want de NSDAP was echt niet zomaar de meest voor de hand liggende partij die aan de macht zou kunnen komen. Het waren meer dan hectische en onrustige politieke tijden. Zo werden er in die tijd vele politieke moorden gepleegd, zowel door rechts als links en kwamen situaties voor van volksopstanden die met harde hand werden beëindigd. Het land was niet stabiel en de rechtsspraak allesbehalve neutraal, maar de democratische regeringen wisten het eigenlijk best goed door de vele uitdagingen door te laveren en het land enige richting te geven. Toen na de eerste financiële crisis het land weer beter presteerde leek het ook echt even of de democratie zich sterker leek te ontwikkelen. door de nieuwe crisis, het wegvallen van een sterke minister van buitenlandse zaken en de politieke reactie daarop kwam het land snel weer in een lastige situatie.

Het is ook geen standaard geschiedschrijving omdat het in mijn ogen echt leest als een roman, terwijl er onderwijl heel veel historische feiten aangehaald worden. Het boek blijft je meenemen en beeldend. Het is daarmee voor mij echt een goed geschreven, toegankelijk en indrukwekkend boek. Het wordt beangstigend omdat je veel paralellen ziet met het heden (in binnenland, met de vele crisissen, het vertrouwen in de politiek en nu de boosheid van de boeren. En in het buitenland). En in het nawoord maakt Patrick Dassen dat ook nog eens op scherpe wijze concreet; De democratie is kwetsbaar; ook -of misschien wel juist- in onze tijd!

Terecht dan ook dat hij genomineerd is voor de Libris Geschiedenis Prijs 2022! Op 30 oktober 2022 zullen wij weten of Patrick Dassen ook gewonnen heeft!

Er zijn nog meer recensies te vinden van dit boek terug te lezen:

In de Volkskrant, Trouw, NRC (vaak alleen voor abonnees)

Op Hebban.nl

IRONMAN 70.3 voor KIKA volbracht!

Hij is voltooid: De Ironman 70.3 West Friesland voor Kika
Een beknopt verslag

Zaterdag 25 juni. De spanning liep op. We kregen van de Kika-organisatie in Hoorn een laatste briefing; wat stond ons te wachten dit weekend!? Zij legden alles (nog eens) rustig uit en onderwijl werden er nog banden gewisseld. Mooiste moment van de briefing was de verrassing die Kika had georganiseerd. Een brief, kaart of in enkele gevallen hele schoenendozen vol met brieven en kaarten met persoonlijke boodschappen voor de deelnemers, van familie, vrienden, kennissen en sponsoren. Letterlijk tot tranen geroerd; bijna allemaal of er nu één kaart was, of een schoenendoos vol. Het ingezamelde bedrag werd ook bekend gemaakt; meer dan € 60.000 euro heeft de groep binnen weten te halen! ontzettend knap.

Na de briefing gingen we op de (race)fiets naar het terrein waar het evenement zou gaan plaatsvinden. Hier moesten we ons inchecken voor de Ironman. De fiets werd na inschrijfprocedure gecontroleerd en spullen moesten worden ingeleverd in de Transition zone voor Raceday. De spanning nam verder toe tijdens die handelingen, maar na het inleveren en de briefing vanuit de Ironman-organisatie was er de eerste grote ontlading; nu was het allemaal geregeld; nu alleen nog even doen…!

Zondagochtend 26 juni: Raceday! Om 4:42 ging mijn wekker (ik hou er van niet om niet op een ‘ronde’ tijd wakker te worden). Alles lag klaar, dus ik schoot zo in mijn Kika-trisuit en de warme kleding eroverheen. Mijn zwemmuts- en bril in de witte Ironman-tas, samen met mijn slippers en de benodigde gevulde bidons en etenswaar (repen en gelletjes) voor tijdens de wedstrijd.

Na het ontbijt dat tussen 5:00 en 5:20 plaatsvond, vertrokken we richting het startveld. Daar konden we nog de laatste zaken regelen en klaarleggen in de wisselzone en je fiets nog eens checken. Alles klaar! Om 6:30 sloot de wisselzone, nu op naar de startzone. Daar mochten wij de witte tas (voor na de wedstrijd) ophangen en in het juiste startvlak klaar gaan staan. Alle Kika deelnemers wenste elkaar nogmaals veel succes. De sfeer in de Kika groep was echt super!

De opzwepende muziek in het startvlak werd afgekapt; 7:00 uur; de start was daar! Zwemmen in de oude haven van Hoorn, alleen dat al: super gaaf! Met ook al een enorme groep mensen die aan de overzijde ons stond aan te moedigen, zelfs op dit onmenselijk vroege uur. Met piepjes die ik leek te herkennen als uit Mario Bros werden de zwemmers in koppels gestart. Ik startte ca. 7:30, maar helemaal zeker weet ik niet. Ik bedankte de vrijwilliger die mij door de start leidde en sprong het water in. De watertemperatuur was ca. 19 graden, zo voelde het ook. Het was heerlijk. De drukte overzichtelijk door de opgeknipte of rolling start. Tot en met de doorgang door de sluis ging het makkelijk, ik zwom lekker en had mijn slag en navigatie beter op orde dan in de kwart triatlon een week eerder in Noordwijk. In de sluis een soort verwarring, de muren leken op mij af te komen, ik stuurde niet goed. Maar ik kwam er goed doorheen. In het open water van de voorhaven, moest ik de nieuwe omgeving en route echt even in mij opnemen, ik stak mijn hoofd boven water en keek even voor mij uit…lag even stil, zette weer aan en zwom door. Ook hier ging het. op af en toe een kleine botsing na, op zich prima. De slag zat goed, alleen de navigatie bleek toch weer lastig. Ik was best uit koers geraakt en moest met een bochtje weer terug. Zwom per ongeluk over mensen heen en toen ik in die verwarring even stopte, zwommen er mensen weer tegen mij aan… “Rust houden”, dacht ik. En toen ik weer aanzette en verder ging kreeg ik een krampscheut in mijn rechter hamstring. Ik krijg nooit kramp met zwemmen (hooguit in mijn tenen gek genoeg en dat is onprettig, maar daar kun je rustig mee door zwemmen). Na beetje losschudden en strekken in het water, kon ik weer verder; de schoolslag vermijdend. Na de buitenhaven van Hoorn zwem je echt naar het open water (de Hoornse Hop) en daar golft het water meer. Mijn eerste slok IJsselmeerwater kreeg ik dan ook direct binnen. Ik moest even rusten, nadenken hoe te zwemmen: “Op de deining van de golven…als je hoog bent dan naar de ademhaling. De ritmische slag moest aangepast worden op die deining; dus soms iets langer doordrijven in je slag.”, sprak ik mijzelf toe. Het lukte aardig, maar dan ook weer navigeren… tot de eerste rode boei ging bleef dat navigeren echt zoeken. Toen door naar de tweede boei. De stroming nu uit een andere hoek, mee zo leek het. Alles voorspoedig en het navigeren lukte beter. Bij de tweede boei weer een bocht om, de stroming kwam nu weer echt vanaf de zijkant, herstellen na een paar slagen qua ademhalen en het navigeren leek mij goed te lukken; tot ik een tegenligger tegenkwam. De zwemmers die na mij waren gestart; iets te strak langs de lijn gezwommen zeg maar… na wat herstelwerk kwam ik in de juiste lijn. En na 42 minuten klom ik het water uit. Te traag, maar dit onderdeel zat er op en na mijn eerste kramp, had ik nergens last van gehad. Al met als was ik tevreden en ging op een drafje naar de wisselzone. Ik kon mijn tas direct vinden. Greep gelijk het eten dat Gunilla Boosma mij had aangeraden en deed mijn kleding aan. Ik kreeg mijn fietshirt, met daarop de namen van een aantal sponsors, niet makkelijk aan, één mouw bleek binnenste buiten te zitten; afijn, daar win of verlies ik uiteindelijk toch niet veel tijd mee. Met de fiets aan de hand naar de startplek lopen. Daarna mocht ik fietsen. En die route kende ik; had ik met Raimond Schikhof al eens verkend en dat was fijn, want ik kende de weinige scherpe bochten en het beetje rommelige parcour in Medemblik en Enkhuizen, dus ik vertrok met veel vertrouwen.

Tijdens het fietsen de eerste kilometers, goed drinken en nog iets eten. Ik lag heerlijk op mijn stuur en al snel begon ik mensen in te halen. Ook een paar Kika-deelnemers en groette hen en herinnerde hen er aan dat ze ook moesten genieten! Onder een weg door, ik lag op mijn stuur en at net een ontbijtkoekje toen ik door een flauwe bocht over twee dieper liggende putten reed; ik verloor haast controle over mijn stuur, kon herstellen en gelukkig direct weer door. De weg was helemaal vrij van ander verkeer. Alle vrijwilligers deden het zo goed, dat ik mij op geen enkele plek daar onzeker over voelde. We konden daardoor echt lekker volle bak doorfietsen. Doordat ik met Martin van Baekel ook het eten gedurende het fietsen met ligstuur geoefend had, ging mij dat nu voor het eerst eigenlijk goed af: ik piekte precies op het goede moment dacht ik vol trots. Uiteindelijk fietste ik 9 minuten sneller dan mijn opgestelde schema (ik meen 34,9 km/uur gemiddeld).

De laatste kilometers was ik al overgegaan op alleen nog maar vloeibaar voedsel, zoals zowel Gunilla, Martin als Raimond mij geadviseerd hadden. Daarnaast had ik inmiddels bijna vier bidons leeg gedrongen, dus bij het wegzetten van mijn fiets, moest ik wel even snel plassen voordat ik naar het lopen overging. Die wissel ging netjes alhoewel ik daar wel ingehaald werd door Kika-deelnemer Noël, die ik tijdens het fietsen een paar kilometer voor het einde nog had ingehaald. Ik begon met het voor mij laatste en echt zwaarste onderdeel; de halve marathon; 21 hele kilometers hardlopen! Mijn zwager Mark Keijzer, zelf vroeger een goede hardloper, had vooraf aangegeven: “Train niet meer dan 15-16 kilometer, want je moet heel blijven! Die laatste 5-6 kilometers ren je daarna op jouw basisconditie en de energie die het vele publiek, dat er ongetwijfeld staat, jou geeft.” Maar na drie kilometer ongeveer, midden op de Roode Steen onder aanmoedig van het vele publiek, kreeg ik voor de tweede keer kramp; weer die hamstring. “Ik ga niet finishen!”, was de gedachte die door mij heen ging. Ik ging rustig rekken, het krampgevoel verdween en ik ging heel rustig door met lopen. Het voelde weer beter, versnelde weer iets langs Veermanskade en de Korenmarkt en draaide met een lekkere pace de bierhaven in. En daar ging het weer mis, weer kramp…nu wist ik het eigenlijk zeker: “Ik ga deze Ironman, deze 21 km rennen, niet redden. Alle trainingsarbeid en het strakke eetregime tijdens de wedstrijd ten spijt; het gaat hem niet worden…..”

Ondanks die gedachten rekte ik bij Bierkade 3 iets langer. Een alleraardigste inwoner bood direct hulp aan. Die moest ik afslaan, want een Ironman moet het zelf doen, zonder hulp van buiten. Ik rekte nog wat…en ging heel rustig aan doorlopen. Even op de brug dacht ik dat het weer misging, maar een nieuwe kramp bleef uit, maar het vrat wel aan me. Ik moest nu gewoon finishen, geen tijdsdoelen meer…maar finishen. Het ging eigenlijk best prima verder, rustiger aan dan vooraf bedacht, maar gestaag. De eerste keer de Schellingkhouterdijk op, redelijk stijl omhoog, vreesde ik dat het weer mis zou gaan, maar alles bleef het doen. Geen kramp. Vlak voor elke verzorgingspost nam ik een gelletje en bij de post zelf ging ik lopen om het aangeboden water en de isotone drank rustig te kunnen opdrinken.

Ik werd links en rechts ingehaald, maar halen, finishen, dat was het doel. En het was alsof Mark mee had gekeken, want toen ik voor de tweede keer op de Schellinkhouterdijk liep, precies op het moment dat ik dacht, nu zou ik er echt wel eens willen zijn, viel mij pas het bordje 15 kilometer op (dat ik al eens moet hebben gepasseerd). Aan de ene kant dacht ik: “pfff..nog 6 km (!) wat een end!!!” Aan de andere kant dacht ik: “maar die laatste zes kilometer zijn wel de leukste; dwars door het volle gezellige centrum van Hoorn, waar mijn vrouw Karen en beste vriend Michel van den Hoek mij staan aan te moedigen, naast al die Kika mensen en vele andere hartelijke toeschouwers…. Eén groot feest!”

En zo werkte ik mij door die laatste kilometer heen en kwam nog twee oud collega’s van de provincie Noord-Holland tegen, die mij aanmoedigde en een high-five gaven. En toen bij het bordje 20 kilometer, nog één kilometer te gaan, dacht ik: “Dit had ik 16 kilo geleden echt niet gekund! En nu doe ik het; een halve triatlon.”

Want vorig jaar mei heb er zelf voor kunnen kiezen gezond te gaan leven, door mijn voedingspatroon en bewegingspatroon aan te passen. Door voor mijzelf sportieve doelen te stellen blijf ik daar ook alert op; die gezonde keuzes en viel ik niet alleen 16 kilo af, maar ben ik energieker en voel me ronduit beter. En die Kinderen, waar KIKA zich zo ontzettend hard en gepassioneerd voor inzet, hebben die keuze helaas niet! Daar kunnen wij, wij die daar wel voor kunnen kiezen, dus echt iets voor betekenen…! Dus eigenlijk heeft KIKA ook mij geholpen en ik daarmee hen (en hun fantastische werk!

Daarnaast heb ik prachtige mensen mogen ontmoeten die allen vanuit hun eigen verhaal en motivatie mee deden en allen warme mensen zijn. Trots op hen, trots op Kika en ook trots op mijzelf. Dankbaar voor mijn gezondheid, dankbaar voor de liefde en warmte die ik op mijn pad tref! En natuurlijk dankbaar voor een ieder die mij en daarmee Kika heeft willen steunen! Dank jullie allen.

Tata zegt “SORRY”.

Daarmee kopt de Volkskrant op 26 februari 2019 in een artikel over TATA. De overlast die het voor hen werkende Amerikaanse bedrijf HARSCO de afgelopen periode hebben veroorzaakt was de aanleiding. De overlast betroffen de grafietregens in Wijk aan Zee, die was door TATA echt onderschat. Het was dé reden voor dit artikel en het daarin opgenomen excuus. Ik ging dit artikel lezen met een “Adviseur Public Affairs – bril” op. Want dit artikel is een excuus en zal het verhaal vertellen; wat ging er mis; waarom doen we dit en hoe gaat het verder met TATA in relatie met de omgeving en het milieu? Die vragen zullen wel beantwoord worden; zo was mijn inschatting. Ik ben bovendien sterk geïnteresseerd in TATA; want dit prachtige bedrijf staat min of meer in mijn achtertuin; ik woon namelijk in Velsen.

Terecht stelt TATA-directeur Hans van den Berg dat de relatie met de staalfabriek en de buren goed was. TATA heeft daar ook jaren veel in geïnvesteerd. Van actieve inbreng in zowel het sociaal en maatschappelijk en culturele leven van de omringende gemeenten. Daarbij natuurlijk ook de inspanningen om de omgeving te informeren over de activiteiten, die er op en om de fabriek plaatsvinden, inclusief rondleidingen en ondersteuning op onderwijsactiviteiten op lagere en middelbare (en hoge) scholen; zoals techniektorens. Recent is ook gestart met Techport, waar TATA samen met de gemeente Velsen en Provincie Noord-Holland, werkt aan een transitie van de TATA Steel Academy naar een regiofunctie, die ook voor derden dan bereikbaar wordt.
Daarnaast zijn er ook mooie eigen evenementen zoals het TATA Steel schaaktoernooi en kunstprojecten zoals een Zee van Staal met schitterende sculpturen in de omgeving. En, vaak minder zichtbaar voor omwonende zelf, de enorme inspanningen die het bedrijf zichzelf al jarenlang getroost om de (milieu)overlast te verminderen.

Dat TATA te laat is met het reageren op de grafietregens is vanzelfsprekend een minder goed voorbeeld van de omgang met de omgeving. Daarom ook goed dat dit artikel verschijnt, waarin TATA daarvoor het excuus aanbiedt door “Sorry” te zeggen.

Wat mij echter opviel in dat artikel, is dat Hans van den Berg TATA en haar inspanning eigenlijk onvoldoende recht doet, als hij stelt dat veiligheid altijd voorop heeft gestaan, maar dat die standaard nu ook voor milieu zal gaan gelden. Alsof TATA daarvoor daar niet veel of misschien te weinig aan heeft gedaan! Daarnaast vindt ik het artikel in de Volkskrant zelf ook niet helemaal recht doen aan TATA en de beweegredenen waarom de -nu tot overlast leidende- activiteiten plaatsvinden en wil welk perspectief dit past. Sterker; de Volkskrant is enigszins tendentieus door de nogal suggestieve tekst dat Velsen door het RIVM het etiket meest vieze gemeente van Nederland heeft gekregen. Terwijl het RIVM-rapport haar conclusie trekt voor wat betreft CO2 en de overlast door de grafietregens dus een totaal andere is en bovendien in Wijk aan Zee plaatsvindt, en dat is gemeente Beverwijk.

Bovendien wekt de Volkskrant de suggestie dat TATA alleen verantwoordelijk gehouden kan worden voor dat etiket. Dat terwijl de huidige grafietregens, anders dan de Volkskrant dus lijkt te suggereren, totaal los staan van CO2 uitstoot.

Overigens dat etiket -vieste gemeente- is mijn inziens wel terecht opgeplakt, zowel vanuit CO2 als ‘fijnstof’. De resultaten op fijnstof -gemeten binnen het Nationaal Samenwerkingprogramma Luchtkwaliteit (NSL)- tonen dat óók aan. Toch is het maar zeer de vraag of die fijnstof en CO2 concentraties in Velsen, alleen door de uitstoot van TATA veroorzaakt worden. Volgens meerdere onderzoeken zijn er meerdere bronnen als mede veroorzakers aan te wijzen. Allereerst heeft Velsen, net als alle andere kustgemeenten, te maken met verhoogde concentratie fijnstof door een natuurlijke bron; de Zee.

Daarnaast heeft Velsen (en Beverwijk) een drukke haven, waarbij ook nog een veel vrachtschepen die door het sluizencomplex varen naar de zeehaven van Amsterdam. Daar komt ook nog eens bij dat sommige schepen ‘gelichtert’ moeten worden doordat de diepgang van het Noordzeekanaal beperkt wordt tot 15 meter 20 centimeter. Dit overslaan van bulk, met name kolen voor de Duitse energiecentrales, vanuit grote zeeschepen op binnenvaart schepen is nodig om de diepgang te verminderen, zodat ze door kunnen varen naar Amsterdam, alwaar verwerking (en menging) plaatsvindt. Dit proces is ook een bron van fijnstof.

Daarnaast is Velsen gezegend met twee grote snelwegtunnels; de Wijkertunnel (A9) en de Velsertunnel (A22); twee enorme puntbronnen van fijnstof bij de tunnelmonden. Verder vliegen er ook nogal wat vliegtuigen van en naar onze nabij gelegen nationale luchthaven Schiphol. En, tot slot, zit er naast TATA-steel in Velsen (en Beverwijk) nog een aantal bedrijven waar écht iets gemaakt wordt.

Tja, Velsen ligt simpelweg op een mooi kruispunt van echte maak-industrie, transport & logistiek om de medewerkers, grondstoffen om uiteindelijk de producten ook op de gewenste plekken te krijgen. Naast die economische bedrijvigheid kent Velsen op die kruising ook nog eens een prachtig ommeland met bijzondere landgoederen, natuur in en om de duinen, het strand en prachtige historische plekken. Iets dat de Velsense Wethouder Jeroen Verwoerd onlangs ook in het BinnenlandsBestuur verwoordde.

TATA is dus echt niet de enige leverancier van fijnstof en CO2, maar TATA draagt daar zeker stevig aan bij. Echter; TATA is verreweg de schoonste Staalfabriek ter wereld! Dit is al jarenlang bekend uit een onafhankelijke wereldwijde benchmark onder staalfabrieken. Hieruit komt ook de bevestiging dat TATA de meest efficiënte staalfabriek is; zoals wél vaak aangehaald wordt in verschillende artikelen.

TATA investeert al jaren namelijk heel duurzaam (People, Planet, Profit) om dat te bereiken. Om een paar voorbeelden te noemen; overgebleven hoogovengas wordt niet direct de lucht ingestoten, maar in een energiecentrale na-verbrand om zo in een deel van de eigen energiebehoefte te voorzien. Dit was misschien wel de eerste in zijn soort in Nederland.

In 2013 werd een Doekfilterinstallatie in gebruik genomen, waardoor de hoeveelheid fijn stof uit de schoorsteen van de Sinterfabriek met meer dan 70% is gedaald. Ook worden vrachtwagens die bulk geleverd hebben en het fabrieksterrein willen verlaten, nog even afgespoeld en het afval opgevangen om verspreiding buiten het terrein te voorkomen, maar tegelijkertijd zal het opgevangen residu hergebruikt worden.

Zo wordt de omgeving ontzien (verminderde uitstoot), maar ook de opbrengst van de fabriek wordt verhoogt. Goed voor iedereen dus. Sterker, naar ik begreep is TATA nu ook, in samenwerking met Dow Chemical, gestart om uiteindelijk te komen tot staalproductie zonder CO2 uitstoot.

In dergelijke milieu investeringen loopt TATA dus ver voorop en als koploper loop je soms ook tegen onverwachte complicaties en uitdagingen op, die om verdere innovatie vragen. De zogenaamde quick-wins, zijn allang door TATA gerealiseerd; dus elke stap naar verdere verduurzaming zal steeds minder makkelijk zijn; waarbij onverwachte complicaties ook meer in de lijn liggen.

En zo zouden wij óók naar de activiteiten van HASCRO kijken; als een stap in verdere verduurzaming van TATA. Waarbij nu ook de reststof slakken, die overblijven nadat het basismateriaal voor de Staalproductie eruit gehaald is, nog verder als grondstof kan dienen voor andere producten. Een inspanning die de efficiëntie en de circulaire aanpak van TATA versterkt. Die inspanning is ongekend, nieuw, innovatief; gedurfd zo u wilt. En als we met dát perspectief naar TATA en de huidige grafietregens kijken; dan zal het effect en overlast daar echt niet minder door worden, maar dat kan wel bijdragen aan het vergroten van het begrip dat een omwonende kan hebben voor de inspanning die een bedrijf als TATA voor de planeet, haar omgeving en haar eigen bedrijfsvoering levert. Dat blijkt ook, nu duidelijk is welke oplossing voor dit probleem gekozen is door het bedrijf; de slakverwerking zal zo snel mogelijk geheel overdekt plaats vinden.

TATA -Steel in IJmuiden, het is en blijft wat mij betreft een prachtige staalfabriek waar wij als Nederland en IJmond echt trots op mogen zijn! En die boodschap had wat mij betreft -vanuit een Public Affairs bril- in het Volkskrant artikel iets meer tot haar recht mogen komen.

‘Richting’ in het onderwijs…

…naar een openbaar onderwijssysteem voor iedereen!

De Staatssecretaris van Onderwijs, Sander Dekker, komt met een nieuw wetsvoorstel ‘Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen’. Een wet waarin het begrip ‘richting’ (eindelijk) verdwijnt. “Een nieuwe onderwijsrevolutie verwacht ik niet..”, stelde de Staatssecretaris in januari de Volkskrant. Weet dat ook U tot 29 februari 2016 uitgedaagd wordt te reflecteren op het voorstel.

Wat maakt die term ‘richting’ uit? Of om het anders te stellen; wat betekent ‘richting’? En waarom is het zo’n grote stap de term ‘richting’ uit de wet te schrappen? En, kan dit niet misschien juist wat verstrekkender doorgevoerd worden, dan alleen schrappen? Deze vragen hebben mij ertoe gebracht dit artikel te schrijven.

Het begrip ‘richting’
Eerst dat begrip ‘richting’, want ‘richting’ is een ingewikkelde term. Dat blijkt wel uit de diverse publicaties en het historisch verloop en duiding van de term. In het essayRichting als pluriform begrip in de onderwijswetgeving’, door Prof. mr. P.W.A. Huisman, wordt dit heel mooi en overzichtelijk beschreven.

Pas later kreeg het betekenis; eerst over geloofsrichting (1933), maar daarna weer aangevuld met duiding ook als methoden van onderwijs (o.a. 1984).

De bewindspersoon heeft al mijn steun voor zijn streven naar ‘meer ruimte voor nieuwe scholen’. Hij hanteert het begrip ‘richting’ dan ook vooral in de ‘brede’ zin zonder de ‘enge’ betekenis; dus gericht op onderwijsmethoden (en vernieuwing). Mijn betoog is echter dat hij verder mag doorpakken met zijn onderwijsvernieuwing en al klinkt het tegenstrijdig, daarom zal ik hier in dit artikel louter de ‘enge’ betekenis hanteren van ‘richting’: onderwijs gebaseerd op een bepaalde geloofsovertuiging.

Rol onderwijs in onze samenleving.
Mijn inziens heeft het onderwijs ook een belangrijke opvoedkundige taak. Naast het leren lezen, schrijven en rekenen, krijgen kinderen gelukkig ook geschiedenis, biologie en andere meer ‘zaak’-vakken. Maar ook vaak nog andere vakken zoals ‘nieuwsbegrip’, waarbij een item dat in het nieuws actueel is, met de klas nader besproken wordt en een duiding krijgt (het betreft vaak een in het nieuws dominerend onderwerp).

De visie op onderwijs, dat deze een opvoedkundige taak heeft, is niet alleen van mij. Uit het eindadvies van het platform onderwijs 2032 onder leiding van Paul Schnabel, blijkt dat het onderwijs een bredere functie heeft dan het overbrengen en eigen maken van bepaalde kennis en vaardigheden. “Het Platform onderscheidt een aantal kenmerken van gewenst toekomstig onderwijs, waaronder een grotere nadruk op persoonsvorming (naast kennisontwikkeling en maatschappelijke vorming het derde hoofddoel van het onderwijs). Met een beter evenwicht tussen deze doelen kan het onderwijs leerlingen begeleiden in hun ontwikkeling tot zelfstandige volwassenen die vaardig, waardig en aardig zijn, voor zichzelf en voor hun omgeving.”, zo valt te lezen in de inleiding van dit degelijke rapport

Ook in artikel 9, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs wordt aangegeven dat het onderwijs aan een aantal kerndoelen moet voldoen. Deze kerndoelen worden in een apart besluit (een AMvB) uitgewerkt. Op dit moment is het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO, van 8 oktober 2005, van kracht. Naast de meer voor de hand en direct logisch te begrijpen inhoudelijke doelen, die gericht zijn op kennis en vaardigheden, lezen we als Kerndoel 38:

De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.

Als ik deze ‘harde’ bronnen goed snap, dan houdt dit in, dat kinderen dus als stevig in de maatschappij staande individuen van school komen. Daarom vertaal ik de functie van school -in lijn met kerndoel 38- ook maar als eentje die gericht is op begrip en respect voor mensen die anders zijn (mensen met een fysieke of geestelijke handicap), anders geloven of op andere manieren anders zijn, dan ik (of ik anders ben dan de ander); oftewel om kort te gaan: School heeft ook een functie gericht op integratie!

De pluriforme multi-etnische samenleving
Als kinderen na het basisonderwijs sterker in de samenleving kunnen staan door wat de school hen heeft meegegeven, dienen wij ook die samenleving zelf te bekijken; waar komen die kinderen nu terecht?

Aangezien ik een beperkte scoop heb genomen voor richting vrij, dus onderwijs gebaseerd op geloofsovertuiging, zal het niet verwonderlijk zijn, dat ik op dit aspect van onze pluriforme multi-etnische samenleving inzoom.

Nu blijkt uit onderzoeken de rol van godsdiensten in Nederland (en in nagenoeg heel Europa) afneemt (zie SCP, CBS en anderen). In de onderzoeken wordt zelfs benadrukt dat, hoe je de meting ook verricht: tellingen vanuit de godsdienstige organisaties zelf, via enquêtes of langs andere manieren of methoden van onderzoek; er blijkt er een ontkerkeling gaande te zijn, die vooralsnog geen tekenen vertoont dat het zal stoppen. Uit het SCP onderzoek, Godsdienstige veranderingen in Nederland, uit 2006, wordt vastgesteld dat in 1958 slechts 24% zichzelf buitenkerkelijk noemde. In 2004 ging dit al om 64% buitenkerkelijken. Andere rapporten, zoals het CBS rapport, Religieuze betrokkenheid van bevolkingsgroepen 2010-2014, geeft aan dat het aantal religieuzen verder is gedaald. In 2014 behoorde nog maar 50,4% van de bevolking tot een religieuze groepering tegenover 60% aan het einde van de jaren ’90. En ook het kerkbezoek liep terug, zo blijkt uit hetzelfde rapport. In 1971 ging nog 37% regelmatig naar een religieuze dienst, terwijl in 2014 dit nog maar 14,4% is.

Is echter met het teruglopen van religieuze diensten of het zichzelf buitenkerkelijk verklaren, de conclusie te rechtvaardigen dat de rol van godsdiensten afneemt? Ik denk van niet. Grote conflicten in de wereld, maar ook in ons eigen land, lijken steeds vaker gebaseerd op godsdienstige verschillen en het onbegrip dat er tussen groepen daarover is.

Als ik dan terug ga naar het onderwijs, met de ‘enge’ interpretatie van de term ‘richting’ heeft dit dus betrekking op godsdienst. Men spreekt dan over onderwijs, die voornamelijk gestoeld is op één geloofsovertuiging. Dit lijkt mij strijdig lijkt met hetgeen gesteld is in kerndoel 38, zoals hierboven aangehaald. Tenzij je op Christelijke scholen ook iets leert over het Jodendom, de Islam en de andere geloofsstromingen in Nederland, zoals het Rooms-Katholieke geloof. En deze redenatie kun je ook voor alle andere geloofsstromen anders invullen. Het antwoord daarop is simpelweg: Nee! Of zwaar onvoldoende. Men is daadwerkelijk gericht op dé geloofsrichting waarop het onderwijs gestoeld is.

Los van het feit, dat deze vorm van ‘richting’ in het onderwijs feitelijk strijdig is met de huidige wettelijke kerndoelen voor het basisonderwijs, werkt het dus ook segregatie in de hand! In dat verband is het niet gek dus ‘dat het multiculturele experiment mislukt is’ (om deze vaak in het politieke discours gebruikte woorden maar even aan te halen en meteen op te merken dat een dergelijk experiment nooit bestaan heeft).

Het nieuwe richting vrije onderwijs
Kinderen zitten gemiddeld 8 schooljaren op school en krijgen in die periode ten minste 7.520 uur onderwijs aangeboden. Dat is gemiddeld 940 uur per leerjaar. Op een jong mensenleven is dat veel tijd. Veel tijd ook om veel nieuwe dingen te leren. De kinderen worden hier gevormd en dienen, om te kunnen voldoen aan de wettelijke kerndoelen voor het basisonderwijs, nog meer voorbereidt worden op de maatschappij.

Maak met het nieuwe wetsvoorstel echte richting vrije scholen (ook in ‘enge’ zin)! Anders gesteld: Vorm alleen maar Openbare Basisscholen, zonder grondslag die gelegen is in een godsdienst en maak tegelijkertijd een vak als ‘maatschappelijke vorming’ verplicht. Hierbij leert ieder kind op hoofdlijnen over godsdienstige stromen, welke rol en belang heeft godsdienst? Leer ieder kind heel beknopt wat de belangrijkste termen, gebruiken/riten en overtuigingen zijn en waar die vandaan komen! Leer ook dat ieders geloof gerespecteerd dient te worden. Het heet niet voor niets geloof; het is een intrinsieke overtuiging die diep uit je binnenste ‘Ik’ komt en je kracht en steun geeft in het leven (zeker in tijden van onzekerheid en angst).

Door dit nieuwe begrip en historisch besef dat we de kinderen meegeven, ontstaat er begrip en respect voor elkaar en ieders geloofsovertuiging. Iedereen die daarnaast meer wil weten over één bepaald geloof, of omdat dit vanuit huis uit nu eenmaal verplicht is, kan in het religieuze huis van zijn of haar keuze verdere verdieping vinden in dat geloof (in de kerk, moskee, synagoge, etc.).

Conclusie
Ons huidige onderwijssysteem zou dus inderdaad ‘richting vrij’ dienen te zijn (ook in de ‘enge’ betekenis). De staatssecretaris bedoelt dit echter niet in zijn wetsvoorstel. In de brief en toelichting is te lezen dat het wegnemen van de term richting gericht is op de meer vrije markt gerichte manier van onderwijs. Er ontstaan meer kansen om diverse onderwijsstromingen aan te kunnen bieden. Goed nieuws voor diversiteit en innovatie in het onderwijs, dat dit voor zover ik dat uit mijn ervaring met mijn schoolgaande kinderen kan overzien goed kan gebruiken.

Maar het zou eigenlijk verder moeten gaan naar echt richting vrij onderwijs in ‘enge’ zin. Naar een Openbaar Onderwijssysteem waar kinderen echt ook voorbereid worden op de pluriforme en multi-ethnische samenleving die wij in Nederland zijn!
En verder…
Met het centraal stellen van ‘richting’ in ‘enge’ zin in dit artikel, ben ik bewust voorbij gegaan aan diverse mooie nieuwe ontwikkelingen en initiatieven binnen het onderwijs, waardoor beter op maat gemaakt onderwijs kinderen zich echt verder kunnen ontwikkelen. En daar richt het nieuwe wetsvoorstel zich nu vooral op. Wetende dat er momenteel zoveel mooie voorbeelden zijn, die pogen de kwaliteit van het basisonderwijs te vergroten. Het onderwijs weer meer persoonlijk te maken en op ieder kind toegesneden, zodat zijn of haar kwaliteiten het kind echt verder helpen (in plaats van belemmeren omdat ze niet in het algemene en gemiddelde systeem passen).

Daarvoor wil ik u aanraden om voor bijvoorbeeld te kijken naar het Amsterdamse onderwijsprogramma Onze Nieuwe School en de projecten die zich daarvoor hebben aangemeld. Voor meer inspiratie en als voorbeeld hoe je meer op kind en ouder gerichte onderwijsvormen kunt ontwikkelingen, kunt u ook eens kijken naar klassepuntcom.

 

War on Drugs, revisited!

Op 29 januari 2016 staat er in de Trouw een ingezonden brief van twee Tweede Kamerleden (Vera Bergkamp van ‘mijn’ D66 en van Marit Volp van de PvdA) over het drugsbeleid. De brief heeft als boodschap, dat tien procent van het geld dat nu naar de bestrijding van drugs gaat, naar de zorg voor drugsgebruikers zou moeten gaan.  Deze (lobby)brief, bestemd voor minister Van Rijn, die Nederland gaat vertegenwoordigen op de aanstaande VN top over drugs, lijkt mij eigenlijk niet ver genoeg gaan.

Sinds er in 1998 tijdens de vorige (en laatste!) VN-congres over drugs besloten werd tot een ‘War on Drugs’, handelen overheden daar ook naar: Hard- en softdrugs zijn verboden en productie, handel en gebruik dient strak aangepakt te worden! Sterker nog: andere gedachten daarover lijken een soort taboe en worden dan vaak ook sterk veroordeeld (lees: een hint naar legalisering). Er is namelijk een ‘War’ gaande, met het doel drugs uit te bannen!

Zelfs voormalig gidsland op het liberaliseren van het drugsbeleid, Nederland, is ernstig terug gevallen naar meer handhaving, controle op het gebruik en de productie van met name softdrugs. Rondom cannabis is er een soort halfslachtig haast onbegrijpelijke manier van illegale productie & handel, maar gelijktijdig is het wel legaal om te kopen voor privé gebruik. We spreken over gedogen. Overigens zie je in sommige landen dat er enige liberalisering ten aanzien van softdrugs op gang komt.

Gedogen is natuurlijk een gekke figuur; het is verboden, toch gebeurt het en deels laat je het toe en voor het andere deel ben je selectief streng in de handhaving. Geen wonder dat meerdere burgemeesters onlangs hiertegen een soort van protest hebben geuit. Ook hier bezig ik een beetje wazige classificering, omdat na het geschreeuw in diverse lokale en landelijke dagbladen, die discussie nu weer gesust lijkt te zijn (of is deze overstemd door de komst van Asielzoekers?).

De komst van de grote VN-bijeenkomst in april van dit jaar en de eerder genoemde brief, die het vuur een beetje probeert op te stoken voor een drugsdebat, geven mij aanleiding om hier toch eens iets over op te schrijven. Iets dat al langer in mijn hoofd speelt, maar waar ik nooit de tijd voor heb genomen om daadwerkelijk op te schrijven.

Het verbod op (hard- en soft) drugs is eigenlijk gek. Gek in die zin, dat roken (softdrug) en alcohol (harddrug) gewoon mogen. Gek ook, omdat uit een heel bekend sociologisch experiment, zoals ik de Drooglegging in Amerika van 1920 tot 1933 maar even noem, gebleken is, dat verbieden (van de harddrug alcoholische dranken) niet werkt.

Ik ga alvast verklappen; persoonlijk ben ik tegen het (excessief) gebruik van elke vorm van drugs. Ik geniet zelf soms van een paar glazen wijn of whisky en daar kan dan ook heel goed een sigaar bij gerookt worden, maar hier ga ik een, enigszins onderbouwd, maar ik hoop vooral overtuigend, pleidooi houden vóór de legalisering van alle drugs!

Gooi het drugsbeleid, het liefst wereldwijd, helemaal om! Stop 50% van de middelen die nu voor de bestrijding worden aangewend in onderwijs (in brede zin, maar vooral ook op voorlichting t.a.v. het gebruik van drugs) en de andere 50% in het opzetten van een kwaliteitscertificeringssysteem voor kwalitatief goede drugs. En het resterende percentage kun je toevoegen aan de Algemene middelen om andere mooie zaken mee te doen voor de maatschappij als geheel!

Nu hoor ik u denken: “Nee, dat kan niet, want nu heeft U, de auteur, meer dan 100% middelen verdeeld!” Dat klopt. Drugsbestrijding kost nu geld, maar legalisering levert straks, net als tabak en alcohol accijns op, dat bedoel ik met het resterende percentage.

Ik zal u als lezer proberen mee te nemen in mijn gedachten, die tot deze conclusie hebben geleidt! Geef het een kans en lees verder alvorens u mijn stelling verwerpt; daarna ga ik graag met u in gesprek!

Laten we beginnen met de lessen van het verleden.

Het sociologische experiment van de drooglegging
In 1920 kreeg Amerika te maken met de drooglegging, die aanvankelijk ook leek te werken; het drankgebruik daalde naar één-derde van voor 1920. Na korte tijd bleek de drooglegging niet te handhaven, de misdaad steeg enorm terwijl het beoogde doel, minder dronkenschap, uiteindelijk toch niet behaald werd. Omdat de strenge handhaving van het alcoholverbod de handelaren tot steeds creativiteit dwong, ging men over tot het inzetten van kinderen voor het distribueren van de drank.

Doordat kinderen, die men met de drooglegging juist hadden willen beschermen voor ouders met een kwade dronk, nu de dupe werden van het alcoholverbod, werd op 5 december 1933 het 21ste amendement aangenomen en werd alcohol weer een legaal product. De cijfers over het misbruik van drank bleven veel lager dan voor de drooglegging, maar de georganiseerde misdaad had inmiddels wel een stevige basis gekregen.

Huidige drugswereld, gebruik, oorsprong en handel (vraag & aanbod).
“Bruine heroïne leidt tot doden in Amsterdam!” “Giftige partydrug leidt tot heftige gezondheidseffecten, soms zelfs de dood!” “Nu ook mest vervuild met chemicaliën afkomstig uit illegale drugsfabricage.”

Het gebruik van drugs is wijdverbreid. Het kan gaan mensen die eenmalig (of zeer sporadisch), bij feesten een ‘upper’ nemen om het feest energiek door te kunnen komen. Of het kan gaan om meer structurele gebruikers, bij bepaalde beroepsgroepen en om uiteenlopende redenen en de ‘echte junkies’, die je op straat ziet; ver vervallen mensen die feitelijk of zelf zo gevoeld, buiten de maatschappij staan en nog maar met een ding in het leven bezig zijn: het verkrijgen van een shot.

Wat je ook veel hoort, is dat de scheidslijn van de ene soort gebruiker, naar een ander soort gebruiker, vaak snel en ongemerkt overgestoken is. Dit is immers een soort natuurlijk gevolg van de werking van drugs; de kick is heftig, maar neemt naarmate het gebruik toeneemt in frequentie af en er is meer nodig (tolerantie), terwijl de geest en vaak ook het lijf (geestelijke en lichamelijke verslaving) het product echt nodig hebben.

Overigens blijkt dit laatste iets minder sterk te worden indien het gebruik van drugs in een openbare veilige omgeving en de werking ervan met elkaar gedeeld kan worden (in zowel figuurlijke als letterlijke zin). In sommige, met name hoger opgeleide groepen, worden drugs alleen als een verrijking van het uitgaan gebruikt.

Maar vaststaat; Er is een vraag naar het product (drugs)! Derhalve is er ook aanbod. In deze blog ga ik alleen in op de vraag: “Wat kost de bestrijding van drugs?”

Maatschappelijke kosten van drugs
De kosten van rechtshandhaving van het drugsverbod bedroegen volgens professor Rigter van de Erasmus Universiteit Rotterdam over 2003 1,6 miljard euro. Daar bovenop komen dan nog de indirecte handhavingskosten.

De kosten van detentieplekken worden door ons, de maatschappij, gedragen en van alle detentiejaren die in Nederland worden opgelegd, zijn 27 – 33 % druggerelateerd. In 2006 was driekwart van de ruim driehonderd onderzoeken naar ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit, gericht op handel in en productie van drugs. Bovenop de drugscriminaliteit komt nog eens de indirecte criminaliteit die het gevolg is van drugsverboden, zoals omkoping, bedreiging, corruptie, witwassen, aantasting van sectoren als vastgoed, afrekeningen tussen drugsbendes en gebruik van drugsgeld voor illegale wapenhandel.

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) berekende de totale kosten van de criminaliteit in 2006 op 31,5 miljard euro. De misdaad die het drugsverbod veroorzaakt, kost de samenleving minstens de helft: 15,75 miljard euro.

Alleen al in Nederland bedragen de kosten voor de bestrijding van drugs dus om vele miljarden. Dit zijn harde cijfers die voor meer recente jaren niet gedaald zijn, eerder gestegen, doordat de inspanningen op handhaving sinds een aantal jaren verder verscherpt is.

Deze koude financiële cijfers heb ik bewust eerst opgesomd, omdat degelijke cijfers beleidsmakers en mijn mede burgers, tegenwoordig het meest aanspreken. Maar er zijn ook andere kosten:
– Wat zijn de ‘kosten’ van al die slachtoffers, die door drugsgebruik (vervuilde drugs of overdosis) ernstig ziek worden of overlijden?
– Wat zijn de kosten voor mensen, die ernstig gewond raken of sterven bij druggerelateerd geweld?
– Wat zijn de kosten van de verslavingszorg, die sinds de bezuinigingen op de gezondheidszorg niet meer in het basispakket te vinden is?
– Wat zijn de kosten voor hen die van hun verslaving willen afkomen, of hun familieleden die met lede ogen moeten aanzien hoe hun verslaafde familielid steeds verder in de problemen komt en niet geholpen wenst of kan worden?
– En tot slot wat zijn de milieukosten van al die illegale afvallozingen in de natuur? Of zoals onlangs in een gierkelder, waardoor deze gevaarlijke stoffen uiteindelijk ook in ons voedsel terecht kunnen komen?

Zonder daar hier nu een antwoord op te willen en kunnen geven, neem ik u nu nog even mee naar het buitenland. Daar komen we hele andere, nog meer indrukwekkende, cijfers tegen.

Alle Cocaïne in Amerika komt voor 90% uit Mexico. De ‘War on drugs’ is in Mexico, sinds 2006 flink geïntensiveerd door Felipe Calderón, die van 1 december 2006 tot 30 november 2012 president van Mexico was. Direct na zijn aantreden stuurde hij 7.500 man sterke handhavingstroepen naar de staat Michoacán en sindsdien is de ‘War on Drugs’ in Mexico helemaal geëscaleerd.

In de periode december 2006 t/m maart 2011, zijn er 120.000 mensen gearresteerd, van wie er 8.500 veroordeeld zijn. Dat laatste getal zal in de ogen van de voorstanders van ‘War on drugs’ goed klinken, maar het gaat dus om minder dan 8% van het totaal gearresteerden. Wellicht kan ik meer indruk maken met andere cijfers uit diezelfde strijd in diezelfde periode. Het aantal dodelijke slachtoffers, die tijdens de ‘War on drugs’ in Mexico gevallen zijn: 35.000! In een periode van nog geen vier-en-een-half jaar zijn er dus 35.000 doden gevallen omdat we drugs willen bestrijden!

Dan volgen we die grote stroom Cocaïne naar Amerika. Daar kost de ‘War on drugs’ 500 miljoen dollar per….seconde (!), zo las ik onlangs in een artikel van Silvan Schoonhoven in de IJmuider Courant (excuus ik kon geen link vinden).

In dat artikel kijkt hij naar de andere kant van de drugshandel; naar de boeren die het basisproduct verbouwen waarmee drugs gefabriceerd kunnen worden. Zij telen noodgedwongen een illegaal product en leven elke dag in de angst dat de handhaving hun oogst komt vernietigen en/of dat zij gearresteerd worden. Of; zij produceren een product dat soms niet verboden is, maar krijgen wel te maken met zeer moeilijke mensen (lees: de telers worden geconfronteerd met geweld, afpersing, etc.) die hen dwingen hun geteelde product tegen zeer lage kosten te verkopen en zelf in armoede blijven leven. Ook kosten dus, maar dan van een andere soort.

Dit is ook een brug naar een ander argument voor het wereldwijd legaliseren van drug: het ontnemen van funding van allerlei illegale activiteiten. Gewoon een voorbeeldje: De Taliban wordt grotendeels gefinancierd door de teelt van papaver, de grondstof voor heroïne. Die daarmee de wereldwijde terroristische acties financiert tegen ‘ongelovigen’ en waar wij (het Westen) dan weer tegen strijden in de kostbare ‘War on terrorism’. Kostbaar niet alleen in economische zin.

Criminaliteit en een verschuiving van (illegale) activiteiten.
Tegenstanders van legalisering geven als een van de argumenten aan, dat de criminelen gewoon andere illegale activiteiten op zullen pakken om hun geld te blijven verdienen. Dat ben ik met hen eens. Veel criminelen zijn echt niet van plan om geld op een eerlijke manier te gaan verdienen. Dat komt ook omdat de levensstijl vol met gevaar en met aanzien, hen een heel groot gevoel van macht geeft; iets dat men dan niet meer kwijt zal willen.

Die redenatie gaat op voor de criminelen die ‘bovenaan de rots’ staan, maar niet voor de vele personen, het voetvolk, de mannen, vrouwen en al helemaal niet voor de kinderen, die worden uitgebuit en veelal gedwongen worden om met gevaar voor eigen leven diensten te leveren in de hele keten van productie, transport en het afleveren van goederen aan de klanten.

Zeker als de overheid bereid is echt te investeren in mensen die nu in, wat men noemt, de ‘sociaal mindere milieus’ leven, kansen creëert voor écht iedereen en de inkomensverschillen niet teveel uit elkaar laat lopen, dan krijgen jongeren een wenkend perspectief en daardoor minder de behoefte (of gevoelde noodzaak) om zich tot criminele activiteiten te laten aanzetten. Zie overigens over het effect van inkomensverschillen o.a. het prachtige boek van Tony Judt; Het land is moe.

Conclusies:
We hebben gezien dat de maatschappelijke (directe en indirecte) kosten van illegale drugs enorm zijn. In Nederland betreft het tientallen miljarden, maar in wereldwijd perspectief is dit nog vele malen hoger. En dan hebben wij de overige kosten en de ‘kosten’ van het maatschappelijke leed nog niet meegerekend.

Ook hebben wij gezien dat het verbieden van drugs niet werkt. Lerend van dat verleden, wetend wat de enorme kosten nu zijn en de mogelijke verdiensten, die legalisering van drugs met zich meebrengen voor de gehele maatschappij, kun je eigenlijk niet anders dan voor legalisering van drugs zijn. Natuurlijk wel onder voorwaarden.

Allereerst dat er veel meer geïnvesteerd moet worden in educatie en voorlichting over de gevaren van drugs. We hebben gezien dat juist onder beter opgeleiden, drugsmisbruik minder voorkomt. Verder helpt het ook als er de erkenning bij beleidsmakers en politici is, dat verslaving echt een ziekte is (iets dat al decennia als wetenschappelijk feit vast staat) en dat die ziekte redelijk goed te behandelen is. Dus ook in die behandeling moet dan meer geïnvesteerd worden en in Nederland dient de aanpak van geestesziekten gewoon weer terug in het basispakket brengen.

De financiering van dit alles is allemaal mogelijk door de middelen, die vrij komen uit de verminderde handhavingskosten, maar ook uit de te heffen accijns op drugs.

Stuur minister Van Rijn met deze echt vernieuwende boodschap naar de VN-vergadering in april!